NUGGETS – zoektocht naar onbekende goudklompjes uit de pophistorie, vrij 12 mei 22-23 u + ma 15 mei 22-23 u (hh)

Catapult – Hit The Big Time (1974)
Donna Hightower – If You Hold My Hand (1971)
Marty Robbins – Ruby Ann (1962)
Fischer-Z – Remember Russia (1979)
Bee Gees – Sound Of Love (1969)
David Bowie – Station To Station (1976)
Black Sabbath – Children Of The Grave (1971)
The Lords – The Lord’s Night Out (1963)
Rogue – Lay Me Down (1976)
John Barry – On Her Majesty’s Secret Service (1969)
Spooky Tooth – Tobacco Road (1968)
Peter Allen – Don’t Wish Too Hard (1977)
Alfie Kahn – She’s Coming Back (1971)
Alice – Per Elisa (1981)
Jerry Butler – Only The Strong Survive (1969)

Catapult – Hit The Big Time:

In 1974 zat ik midden in mijn Ziggy, Slade, Deep Purple-periode. Een jaar later zou Frank Zappa om de muzikale hoek komen kijken en werd mijn blik en gehoor in heel andere richtingen gestuurd. Allen bleven overigens favorieten, zij het dat Slade door de jaren heen weinig veranderde in tegenstelling tot de andere namen. Deep Purple vond ik na de jaren zeventig pas in het laatste decennium weer interessant worden.

Natuurlijk bekeek in trouw de wekelijkse Top 40 en had de Katwijks-Leidse band Catapult in dat jaar drie hits: Hit The Big Time, Let Your Hair Hang Down en Teeny Bopper Band. De band ontstond tijdens een vakantie in Lloret de Mar in 1973. De belangstelling van ex-Earring lid Jaap Eggermont resulteerde in een contract en Barry Hay verzon de naam van de glamrockband en zorgde dat ze in 1973 het voorprogramma van zijn Golden Earring mocht verzorgen.

De singles zorgden voor gillende bakvisjes tijdens concerten, maar à la The Sweet speelde ze eveneens veel hardock zodat er een gemêleerd gezelschap naar de concerten kwam waardoor de zaaleigenaren een beetje huiverig werden. Ze verkasten naar België en waren een aantal jaren zeer succesvol, maar toen was de glamrock-stroming over. Vanuit hun eigen geluidsstudio bleven ze onder andere namen en muziekstijlen hits scoren als The Monotones, The Surfers en Robberen Robbie.

Peter Allen – Don’t Wish Too Hard:

Ik ben zonder vooroordelen opgevoed, mede door de bezoekjes van mijn vader’s vrienden uit het toerisme; vogels van diverse pluimage. Ik beschouwde het daardoor als de normaalste zaak van de wereld dat er mensen zijn die zich aangetrokken voelen tot dezelfde sekse. Wellicht daarom heb ook ik altijd veel homoseksuele vrienden gehad. Ik accepteer hen zoals ze zijn.

Eind jaren zeventig ben ik een aantal maal met vrienden meegegaan naar Chez Manfred: de bruine homokroeg van Manfred Langer aan de Halvemaansteeg in Amsterdam. Bekend om zijn Happy Hour. In 1989 zou hij de wereldbekende iT openen. Ik heb in mijn hele leven zelden zo gelachen als die keren daar, zodat ik letterlijk met spierpijn naar huis ging na een gezellige middag en avond. Een terugkerend fenomeen waren de travestietenshows: Shirley Bassey (This Is My Life of I Am What I Am) en Diana Ross (I’m Coming Out) waren de favorieten in de playback. Ook de Australiër Peter Allen met I Go To Rio stond met enige regelmaat op het podium.

Hij was tot 1974 zeven jaar getrouwd met Liza Minelli (die overigens net als Willeke Alberti een homo-icoon is). Hij was bi-sexueel, maar besloot dat hij zich prettiger voelde in een homoseksuele relatie. Zijn bekendste hit is I Go To Rio, maar hij is een hoog gewaardeerde componist. Veel van zijn liedjes zijn gecovered en grote hits geworden, zoals I’d Rather Leave While I’m In Love, Don’t Cry Out Loud, You And Me (We Wanted It All) en I Honestly Love You.

Na zijn grote succes met I Go To Rio (op de LP Taught by Experts) kwam hij met de opvolger I Could Have Been A Sailor. In mijn oren een meesterwerkje met een scala aan genres. Deze keer kies ik voor het dansbare Don’t Wish Too Hard.