NUGGETS – onbekende en vergeten goudklompjes uit de pophistorie, vrij 10 november 22-23 u + ma 13 november 22-23 u (hh)

Minisink Townhouse – Upstairs 52 (1972)
Pretenders – Message Of Love (1981)
Howlin’ Wolf – 300 Pounds Of Joy (1963)
John Dummer Blues Band – Nine By Nine (1970)
The New Wave – Little Dreams (1967)
Van Halen – Ice Cream Man (1978)
Boudewijn de Groot – Onder Ons (1967)
Mike & Bill – Somebody’s Gotta Go (Sho Ain’t Me) (1975)
Randy Newman – Louisiana 1927 (1974)
Kathy Clarke – Little Girl Called Sad (1966)
Tavares – It Only Takes A Minute (1975)
Big Mama Thornton – Hound Dog (1953)
Light – The Water (1972)
Three Dog Night – Eli’s Coming (1969)
Jerry Reed – East Bound And Down (1977)
Herb Alpert – Route 101 (1982)

Mike & Bill – Somebody’s Gotta Go (Sho Ain’t Me):

1977 waren de commerciële hoogtijdagen van de disco met Saturday Night Fever, maar de goede souldisco was al op haar retour. Zaterdagavonden waren gereserveerd om met het toppertje van dat moment te dansen of een bioscoopje te pikken. Als Hagenees komen de illustere woorden van Harry Jekkers (in fonetisch Haags natuurlijk) boven drijven:

Ik zâh bes nog wel een keâhtje net as vroegâh een nachie wille stappe
Op me Puch een wèfie hale en daarna danse in de Marathon
En na aflaup opput Rèswèkse Plèn een harinkie gaan happe
De dag daarna een katâh dus naah Scheiveninge, lekkâh bakke in de zon

Den Haag’s lijflied moest natuurlijk nog geschreven worden, maar in die dagen ging ik regelmatig naar de Marathon in de wijk Ockenburg. Bij de deur stond steevast een boom van een kerel met knuisten als granaatappels, waar bij het verlaten van de tent de mannen minimaal een gulden in de geopende klauw moesten stoppen om te voorkomen dat je geholpen werd bij het verlaten van het perceel. De dames waren vrijgesteld van deze veiligheidsbelasting. Reageren behoorde niet tot de slimste reacties, want ze waren niet te beroerd een heiter voor je treiter te verkopen. Ah…de goede oude tijd (zei het oudje eufemistisch). De Marathon staat al jarenlang leeg.

De muziek was (natuurlijk) disco, maar ze draaiden ook obscure (Northern) soul, zoals Mike & Bill. Een mooie gelegenheid om mijn Travolta-danskunsten te tonen aan de laatste verovering. Anno 2023 is de pijnlijke waarheid dat een danswedstrijd tussen een aap en mij glansrijk door de aap gewonnen zou zijn, Haags matje of niet. Misschien (en met de nadruk op misschien) was ik beter gekleed, maar wanneer ik de oude foto’s bekijk vrees ik dat het een gelijkspel zou zijn geworden.

Afijn, het intro lijkt een combinatie van Isaac Hayes’ Shaft en The Temptations’ Papa Was a Rolling Stone en de conga (of bongo) is een voorbeeld van Vicki Sue Robinsons’ Turn the Beat Around. De plaat heeft een discobeat en toch is het vette soul. De opname lijkt niet in balans, maar dat is eveneens op de andere 2 singletjes van hen ook. De zware basstem vult de falsetto prima aan en op de achtergrond dendert een orgeltje mee. Tijdens de bridge speelt de basgitaar de stiekeme hoofdrol, terwijl de heren klagen dat de vrouw altijd weg is en een gat in haar hand heeft. Ergo, Somebody’s Gotta Go; Mike & Bill dachten dat zij zouden blijven hangen, maar deze plaat is anders dan in New York geen hit geworden.

Misschien is het de beat, misschien is het de vreemde combinatie van muziekinstrumenten of omdat de plaat (gevoelsmatig?) soms op de grens van het valse balanceert, maar het blijft één van mijn favorieten uit mijn jeugd. Net als Mike & Bill zijn die dagen van weleer in de mist der vergankelijkheid verdwenen. Ik zâh bes nog wel een keâhtje net as vroegâh…

Willie Mae ‘Big Mama’ Thornton – Hound Dog:

Als Bluesliefhebber en ex-DJ van een Bluesprogramma besef ik terdege dat er schitterende klassiekers in het verleden gemaakt zijn. En vrijwel allen komen in de één of andere vorm steeds weer bovendrijven. Een paar voorbeelden: The Thrill Is Gone (B.B. King), Boogie Chillen (John  Lee Hooker), Evil (Howlin’ Wolf), I’d Rather Go Blind (Etta James), Please Don’t Go (Big Joe Williams), Wang Dang Doodle (Koko Taylor), Nobody Knows You When You’re Down And Out (Bessie Smith), Help Me (Sonny Boy Williamson II), Dust My Broom (Elmore James), I Just Want To Make Love To You (Muddy Waters) en Hound Dog (Big Mama Thornton).

De legendarische componisten Jerry Leiber en Mike Stoller zijn verantwoordelijk voor de laatste  Bluesklassieker; ze waren op dat moment net twintig geworden. Blues, hoor ik je denken? Jazeker, alhoewel de meesten Hound Dog met de heupwiegende Elvis Presley zullen associëren. Maar de eerste opname was van Big Mama Thornton, die er zeven weken op de hoogste positie in de R&B lijst zou staan. Hound Dog is grotendeels verantwoordelijk voor de Rock & Roll-tsunami die hierop volgde. Leiber en Stoller gingen na het succes van Hound Dog meer voor Elvis schrijven, maar persoonlijk vonden beiden de uitvoering van Big Mama Thornton beter. En ik deel die mening volledig, want alleen al die krijs in het begin en de daarop volgende emotie maken het beter dan de megahit van Elvis the pelvis, die maar liefst elf weken op de #1 positie bivakkeerde. De flipzijde van de single was overigens Don’t Be Cruel; ook geen lullig liedje.

Hoe lukte het Leiber en Stoller het lied bij Big Mama Thornton te krijgen? We’d actually written Hound Dog 90 percent on the way over in the car. I was beating out a rhythm we called the ‘buck dance’ on the roof of the car. We got to Johnny Otis’s house and Mike went right to the piano… didn’t even bother to sit down. He had a cigarette in his mouth that was burning his left eye, and he started to play the song. We took the song back to Big Mama and she snatched the paper out of my hand and said, Is this my big hit?

Next thing I know, she starts crooning Hound Dog like Frank Sinatra would sing In The Wee Small Hours Of The Morning. And I’m looking at her, and I’m a little intimidated by the razor scars on her face, and she’s about 135 kilogrammes, and I said, It don’t go that way. And she looked at me like looks could kill and said: white boy, don’t you be tellin’ me how to sing the Blues. We finally got through it.