NUGGETS – onbekende en vergeten goudklompjes uit de pophistorie, vrij 28 juni 22-23 u + ma 1 juli 22-23 u (hh)

The Kinks – 20th Century Man (1971)
Pukka Orchestra – Rubber Girl (1981)
Louis Armstrong – We Have All The Time In The World (1969)
Stray Cats – Stray Cat Strut (1981)
Jürgen Marcus – Eine Neue Liebe Ist Wie Ein Neues Leben (1972)
Indiscrimination – Wishful Thinking (1967)
Fleetwood Mac – Come A Little Bit Closer (1974)
Enchantment – Sunshine (1977)
Johnny Nash – Love Ain’t Nothin’ (But A Monkey On Your Back) (1964)
The Sweet – Mother Earth (1979)
Dino, Desi & Billy – I’m A Fool (1965)
Joan Baez – Diamonds And Rust (1975)
Dave Miller Set – Mr Guy Fawkes (1969)

Fleetwood Mac – Come A Little Bit Closer:

Fleetwood Mac is voor mij in vier delen opgesplitst. De fantastische Blues-georiënteerde periode met Peter Green, de tussenliggende periode met zanger/gitarist/componist Bob Welch, de start van Fleetwood Mac 3.0 met de liedjes Rhiannon tot en met het album Tusk, en de daarop volgende periode die mij nauwelijks interesseert. Natuurlijk, er staan op elk album wel één of twee (en heel soms wel drie) goede tracks, maar het geheel vind ik ondermaats en een herhaling van het vorige. Bovendien vind ik de stem (en ego) van Buckingham te veel op de voorgrond treden.

In alle eerlijkheid moet ik wel stellen dat de periode met Bob Welch een zwalkende was. De band was op zoek naar een nieuw geluid, nadat Peter Green en de Blues hen verlaten had. De albums uit die periode passen echter wel in het tijdsbeeld, want na de swinging sixties vol van love, peace & happiness werden we muzikaal vergast op een mindere periode. Maar Fleetwood Mac was toch wel aanmerkelijk beter dan het gemiddelde. Future Games en Bare Trees zijn gewoon goede onderschatte albums. De overige drie uit de Welch-periode zijn weliswaar aanmerkelijk minder,  maar Night Watch en Hypnotized zijn gewoon uitstekende liedjes.

Het laatste album uit deze mindere periode is Heroes Are Hard To Find. Persoonlijk vind ik het album beter dan de eerste met Nicks en Buckingham in de gelederen. Gevarieerder met een vleugje  experimenteel en niet zo gladjes tot soms zelfs mierzoet als de opvolger. Kant A van de elpee is zelfs fantastisch. Het bleek voor Bob Welch de zwanenzang te zijn, want hij voelde zich muzikaal leeg getrokken en zou vertrekken. De afsluiter van deze vinylzijde is het door Christine McVie gecomponeerde Come A Little Bit Closer. Terugblikkend lijkt zij over de eerste scheurtjes in het huwelijk tussen haar en John McVie te zingen. Twee jaar later zouden ze definitief scheiden.

The Sweet – Mother Earth:

Toen de glamrock met haar kostuums, make-up, plateau-zolen en glitter in de muziek opdook was ik een puber. De muziek varieerde van bubblegum zoals The Rubettes tot de rockacts van David Bowie en Roxy Music. Eén van de leukste exponenten was The Sweet. Begonnen in 1968 als Sweetshop hadden ze in 1971 dikke hits met meezingers met een eeuwig voortdurend refrein zoals Funny Funny en Co-Co; het bijbehorende album daar aan tegen raakten ze aan de straatstenen niet kwijt.

De daaropvolgende jaren werden er louter singles uitgebracht, die vrijwel allen minimaal de Top 5 in de Europese landen behaalden met op de B-zijde een (hard)rocknummer als tegenwicht voor de bubblegum op de voorzijde. Tijdens hun concerten speelden ze vrijwel uitsluitend de B-zijden aangevuld met een rock & roll-mix, maar zelden de grote hits. Gaandeweg werden de composities van Chinn & Chapman vanaf Block Buster weliswaar steviger, maar The Sweet wilde hardrock spelen en niet langer een glamrockband zijn. Op beide albums uit 1974 zijn er nog maar twee liedjes per plaat van dit componisten- en producersduo terug te vinden. Snel daarna werd gebroken met Chinn-Chapman en het daaropvolgende – door henzelf geproduceerde – album bestond nog uit louter zelfgeschreven liedjes, waaronder de klassieker Action. Maar het lied dat de koerswijziging definitief maakte was (toevallig?) Set Me Free: het openingsnummer van de elpee Sweet Fanny Adams.

Ik heb hun harde kant altijd veel beter gevonden dan de grote hits. Vanaf Hell Raiser (1973) werden de singles daarom wel interessant, omdat beide zijden gewoon lekkere rock was. Ja, ik geef het toe: ik ben een Sweet-fan. Hun (hard)rock deed absoluut niet onder voor de meer bekende bands uit dezelfde periode. In ieder geval kon je op het schoolplein hierover praten zonder dat de goegemeente in schaterlachen uitbarstte.

Overigens zou The Sweet in 1978 wederom voor een koerswijziging kiezen met het album Level Headed; een fantastische experimentele plaat met E.L.O., 10cc, Alan Parsons Project en Led Zeppelin-invloeden. Een onderschatte klassieker. Het zou tevens het laatste album met de alcoholistische zanger Brian Connolly worden. De druppel was een optreden in Birmingham (Alabama) als support-act van Bob Seger, waarbij hij ten overstaan van enkele managers van hun platenlabel dronken en onsamenhangend ‘zong’ en kort in de set bewusteloos in elkaar stortte.

Om de illustere woorden van Genesis te gebruiken: And The There Were Three. De opvolger was Cut Above The Rest. Connolly had al een aantal liedjes ingezongen, maar zijn stem werd verwijderd. De plaat heeft sterke momenten, maar kiest geen duidelijke richting waardoor de verkoop bijzonder matig was. Zonder Connolly bleek The Sweet stuurloos en na nog twee albums ging ieder zijn eigen weg.